Hoge Raad beperkt sociaal-culturele vrijstelling voor ondernemers met winstoogmerk

Voor de btw bestaat een vrijstelling voor leveringen en diensten van sociale of culturele aard. In lagere regelgeving wordt uitgewerkt welke leveringen en diensten onder deze vrijstelling vallen. Hoewel in de btw-wetgeving staat dat de ondernemer die de vrijstelling wil toepassen geen winst mag beogen, staat een winstoogmerk volgens deze lagere regelgeving bij een aantal prestaties niet in de weg aan toepassing van de vrijstelling. Dat geldt onder meer voor schuldhulpverlening en (bedrijfs)maatschappelijk werk. Recent moest de Hoge Raad oordelen of budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering binnen deze vrijstelling viel.

De Hoge Raad oordeelde verrassend dat het winstoogmerk dat de betrokken ondernemers hebben in de weg staat aan toepassing van de vrijstelling. De lagere regelgeving is volgens de Hoge Raad namelijk in strijd met de btw-wetgeving en daarom onverbindend.

Deze uitspraak heeft gevolgen voor alle ondernemers die de sociaal-culturele vrijstelling toepassen en een winstoogmerk hebben. Opvallend is dat de Hoge Raad daarbij oordeelt dat een onderneming gedreven in de vorm van een eenmanszaak of BV altijd winst beoogt en daardoor de sociaal-culturele vrijstelling niet toepasbaar is. Dit oordeel kan ook gevolgen hebben voor andere vrijstellingen die eisen dat geen sprake mag zijn van een winstoogmerk.

Snelle oplossing

Binnen een week na de uitspraken van de Hoge Raad, heeft de Staatssecretaris van Financiën de onverbindend verklaarde lagere regelgeving nieuw leven ingeblazen. In een besluit van 19 april 2023 is goedgekeurd dat de uitzondering voor winst beogen vooralsnog wordt gehandhaafd voor de in de lagere regelgeving aangewezen instellingen. Zo is binnen een week een einde gekomen aan de ontstane situatie van onzekerheid voor veel ondernemers.

Visie van BDO

Allereerst hulde aan de wetgever voor deze snelle en resolute oplossing. De lagere wetgeving blijft hiermee toepasbaar. In het besluit staat ook dat op het verleden niet wordt teruggekomen.

Naar de mening van BDO gaat het oordeel van de Hoge Raad op meerdere punten te kort door de bocht. Wij zijn het met de Hoge Raad eens dat een beroep op het vertrouwensbeginsel hier niet mogelijk is, omdat het gaat om lagere regelgeving die in strijd is met formele wetgeving. Feit is echter dat de lagere regelgeving door de wetgever (in diverse goedkeuringen) en de Belastingdienst (zelfs op de website) al vele jaren als beleid wordt uitgedragen. Aan beleid kan wel vertrouwen worden ontleend. Daarnaast heeft de Hoge Raad naar onze mening het rechtszekerheidsbeginsel ten onrechte niet getoetst.

De Hoge Raad heeft de praktijk echter toch opgezadeld met mogelijke problemen. Het risico bestaat namelijk dat de Belastingdienst het ongenuanceerde oordeel van de Hoge Raad overneemt dat eenmanszaken en BV’s altijd naar winst streven. Dit oordeel van de Hoge Raad is volgens ons echter onjuist. Niet de rechtsvorm waarin een onderneming wordt gedreven, maar het antwoord op de vraag of systematisch naar winst wordt gestreefd, is bepalend om vast te stellen of sprake is van een winstoogmerk. Dit zal dus per ondernemer moeten worden beoordeeld aan de hand van alle feiten en omstandigheden. Bovendien mag wel degelijk winst worden gemaakt, mits deze maar niet wordt uitgekeerd en wordt aangewend voor de instandhouding of verbetering van de prestaties die worden verricht. De Staatssecretaris heeft de grootste angel uit de Hoge Raad uitspraken gehaald. Toch sluiten wij een vervelende nasleep niet uit.

Tot slot

Wilt u weten wat de uitspraken van de Hoge Raad voor uw situatie betekenen, neem dan contact op met een van onze btw-adviseurs.