Verrassende uitspraak: reclame bij gemeenten niet belast met vpb
Verrassende uitspraak: reclame bij gemeenten niet belast met vpb
In de praktijk bestaat al lange tijd discussie over de vraag of reclameactiviteiten voor de vennootschapsbelasting kwalificeren als ‘onderneming’. Tot op heden hebben diverse rechtbanken en gerechtshoven geoordeeld dat deze activiteit belast is met vpb. In juni heeft de Advocaat-Generaal – een belangrijke adviseur van de Hoge Raad – in twee van de drie zaken geconcludeerd tot terugverwijzing naar het gerechtshof voor een nadere inhoudelijke procedure. Het is nu afwachten op het oordeel van de Hoge Raad.
Op 10 september heeft Hof Arnhem-Leeuwarden echter de gemeente in het gelijk gesteld en geoordeeld dat geen sprake is van een vpb-belaste ondernemingsactiviteit. Hierna lichten we dit oordeel nader toe.
Wat opvalt is dat het Hof oordeelt dat één specifieke overeenkomst die betrekking heeft op het plaatsen van reclame op ‘abri’s’ dusdanis is verweven met de activiteiten in het kader van ‘verkeer en vervoer’ dat deze daaraan kan worden toegerekend. Deze verwevenheid wordt onder meer verklaard door het feit dat de vergoeding enerzijds bestaat uit een vergoeding in de vorm van plaatsing en onderhoud van de abri’s en anderzijds uit een financiële vergoeding.
Kort samengevat is het Hof van mening dat de ‘meerwaarde’ die in de reclameactiviteit ontstaat niet wordt veroorzaakt door de hoeveelheid arbeid die door de gemeente wordt verricht, maar dat deze volgt uit de door de gemeentelijke regulering ontstane exclusiviteit. Daarnaast past de hoeveelheid arbeid bij het afsluiten en beheren van langjarige verhuurcontracten.
Op 10 september heeft Hof Arnhem-Leeuwarden echter de gemeente in het gelijk gesteld en geoordeeld dat geen sprake is van een vpb-belaste ondernemingsactiviteit. Hierna lichten we dit oordeel nader toe.
Clustering
Net als in de eerdere uitspraken stond in deze zaak allereerst de afbakening van de ‘activiteit’ ter discussie: moet de activiteit ‘reclame’ afzonderlijk worden beoordeeld, of moet dit worden geclusterd met de activiteit ‘beheer van de openbare ruimte’? Het Hof oordeelt, net als in de eerdere uitspraken, dat de activiteit voldoende zelfstandig is om afzonderlijk te worden beoordeeld. Van clustering is vanwege onvoldoende verwevenheid geen sprake.Wat opvalt is dat het Hof oordeelt dat één specifieke overeenkomst die betrekking heeft op het plaatsen van reclame op ‘abri’s’ dusdanis is verweven met de activiteiten in het kader van ‘verkeer en vervoer’ dat deze daaraan kan worden toegerekend. Deze verwevenheid wordt onder meer verklaard door het feit dat de vergoeding enerzijds bestaat uit een vergoeding in de vorm van plaatsing en onderhoud van de abri’s en anderzijds uit een financiële vergoeding.
Normaal vermogensbeheer
Centrale vraag in deze procedure is of de activiteit ‘reclame’ kwalificeert als duurzame organisatie van arbeid en kapitaal, of dat sprake is van ‘normaal vermogensbeheer’. Waar in eerdere procedures is geoordeeld dat geen sprake is van normaal vermogensbeheer, onder meer omdat er geen aan te wijzen vermogensbestanddeel rendabel wordt gemaakt, oordeelt het Hof in deze zaak dat dit wel degelijk het geval is.Kort samengevat is het Hof van mening dat de ‘meerwaarde’ die in de reclameactiviteit ontstaat niet wordt veroorzaakt door de hoeveelheid arbeid die door de gemeente wordt verricht, maar dat deze volgt uit de door de gemeentelijke regulering ontstane exclusiviteit. Daarnaast past de hoeveelheid arbeid bij het afsluiten en beheren van langjarige verhuurcontracten.