Bij intercompany leningen (ook: leningen tussen verbonden ondernemingen genoemd) moet extra aandacht worden besteed aan het zakelijke karakter van alle leningsvoorwaarden, waaronder het rentepercentage. Dat blijkt uit het nieuwe Hoofdstuk X, OESO Transfer Pricing Richtlijnen en het Nederlandse Verrekenprijsbesluit uit 2022. Bij het verstrekken of aangaan van leningen let men bovendien extra op de financiële draagkracht van de kredietnemer (debt-capacity) en het control over risk-vraagstuk bij de geldverstrekker. In dit perspectief gaan we hier dieper op in.
Debt-capacity
Als een financiële transactie tussen groepsvennootschappen als lening kan worden gekarakteriseerd, moeten de gehanteerde voorwaarden getoetst worden aan het zakelijkheidsbeginsel. Eén van de elementen die van belang is voor het zakelijk karakter van de transactie is de debt-capacity.
Voor elke kredietnemer is er een optimale mix van eigen en vreemd vermogen. Deze mix is afhankelijk van de sector waarin de kredietnemer actief is, de kredietwaardigheid, de bank- en rentekosten en de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen. Doordat rente in principe fiscaal aftrekbaar is, stijgt het rendement op het geïnvesteerde eigen vermogen en kan het interessant zijn om met vreemd vermogen te financieren. Vanaf een bepaalde omvang zullen echter de extra kosten voor het aantrekken van vreemd vermogen te hoog worden waardoor het rendement op het eigen vermogen daalt. In een dergelijke situatie kan het aantrekkelijker worden om eigen vermogen in plaats van een extra lening aan te trekken.
Hoewel de kredietwaardigheid een goede indicatie geeft of een derde partij wel of geen additionele lening meer zou verstrekken, dient een debt-capacity-analyse te bepalen op welk punt de kredietnemer geen extra lening meer zou kunnen aantrekken. Een debt-capacity-analyse houdt rekening met verschillende financiële indicatoren en vergelijkt de voorwaarden met de verhoudingen die in de sector gebruikelijk zijn.
Rentebepaling
Bij het vaststellen van een rentepercentage spelen de omstandigheden en voorwaarden waartegen de lening wordt afgesloten een grote rol. Denk hierbij aan aflossingsregelingen, kredietwaardigheid en de activiteiten van de kredietnemer. Daarnaast hebben alternatieve opties voor het aangaan van krediet voor zowel de kredietnemer als de geldverstrekker invloed op de voorwaarden waartegen een lening zal worden afgesloten. Wanneer één van de partijen een alternatief heeft dat tot meer voordelen leidt en een vergelijkbaar risicoprofiel heeft, zullen onafhankelijke partijen in principe de voorkeur geven aan dit alternatief. Bij deze afweging van alternatieven dient verder te worden gekeken dan enkel het rentepercentage.
Op basis van de richtlijnen die in Nederland gevolgd worden, verdient het de voorkeur om de rente te bepalen op basis van beschikbare gegevens van vergelijkbare leningen met kredietnemers met een vergelijkbare kredietwaardigheid. De kredietwaardigheid van een kredietnemer wordt vastgesteld door een erkend bureau of wordt bepaald met behulp van economische modellen. Daarbij gaat men altijd uit van objectieve indicatoren, zoals de rentedekking en de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen.
Control over risk
Wij zien geregeld dat er leningen worden verstrekt zonder dat de kredietverstrekker voldoende kennis heeft om de risico’s die samenhangen met de lening in te schatten. Ook zien we dat een kredietverstrekker soms onvoldoende financiële buffers heeft om de risico’s van het verstrekte krediet te kunnen dragen. Dit leidt ertoe dat de geldverstrekker in dit geval een risico aanvaardt dat hij niet zelf kan managen. Deze “control over risk” vraagstukken spelen met name indien een entiteit partij onvoldoende substance heeft en /of niet de functies en bevoegdheden heeft om zelf beslissingen te nemen. Dit leidt ertoe dat de geldverstrekker in dit geval een risico aanvaart dat hij niet zelf aankan. Dat noemt men control over risk. Deze vraagstukken spelen met name als een entiteit onvoldoende substance heeft en/of niet de functies en bevoegdheden heeft om zelf beslissingen te nemen.
Als een kredietverstrekker onvoldoende control over risk en/of onvoldoende financial capacity heeft, dient het risico, en de daarmee verband houdende vergoeding, te worden toegerekend aan de partij die wel voldoende control over risk heeft. De kredietverstrekker zal dan - afhankelijk van zijn rol bij de transactie – recht hebben op een bepaalde, vaak lage, (risicovrije of administratieve) vergoeding.
BDO weet hoe te helpen
Leningen tussen groepsvennootschappen komen voor in allerlei vormen en volumes. Omdat deze in alle gevallen aan het zakelijkheidsbeginsel moeten voldoen, stemmen wij onze dienstverlening af op de wensen en behoeften van u als klant. Heeft u vragen over financiële transacties, het vaststellen van rentepercentages of het belonen van de betrokken partijen, neem dan contact op.