Uitspraak Hoge Raad over inhoudingsvrijstelling dividendbelasting

Artikel

Updated: 
Auteur(s): Lisanne Rijff
Op 18 juli 2025 heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan waarmee de anti-misbruikbepaling van de inhoudingsvrijstelling van de Nederlandse dividendbelasting is verduidelijkt. Hoewel de uitspraken betrekking hadden op familiebedrijven, kunnen ze ook andere multinationale groepen raken. 

Belangrijkste feiten van de zaken 

De twee zaken betreffen Belgische familiebedrijven die aanspraak maakten op de inhoudingsvrijstelling van dividendbelasting. Elk van deze twee Belgische entiteiten investeerde via een in Nederland gevestigde ‘feeder vennootschap’ in een Nederlands private-equity fonds. De Belgische bedrijven waren niet actief betrokken bij het management van de feeder company noch bij de beleggingen van het fonds. Zij hadden geen personeel of eigen kantoorruimte. Familieleden zaten in het bestuur van de Belgische entiteiten. Eén Belgische entiteit (A) bezat naast een belang in de feeder vennootschap ook aandelen in andere dochterondernemingen en voerde een actieve onderneming bestaande uit het beheer van deze andere dochterondernemingen. De andere Belgische entiteit (B) hield enkel aandelen in de feeder vennootschap en twee oldtimerauto’s. Eerder bezat entiteit B ook aandelen in een Belgische dochter met een actieve onderneming. 

Oordeel van de Hoge Raad 

De vraag was of de structuren kunstmatig waren, geen economische realiteit hadden en waren opgezet met als hoofddoel (of één van de hoofddoelen) het ontgaan van dividendbelasting in strijd met de strekking van de EU Moeder-Dochterrichtlijn. 

In beide zaken was sprake van misbruik en werd de inhoudingsvrijstelling geweigerd op basis van de volgende overwegingen: 
  • Het enkele feit dat de belastingplichtige een actieve onderneming uitoefent sluit misbruik niet uit. Het aandeelbelang in de deelneming moet aan die actieve onderneming kunnen worden toegerekend. Dit gold voor Belgische entiteit A; 
  • Een structuur die aanvankelijk om valide zakelijke redenen is opgezet, kan in de loop der tijd van karakter veranderen. Dit was relevant voor Belgische entiteit B, die eerder een actieve Belgische dochteronderneming bezat; 
  • Alle onderdelen en stappen van een structuur moeten worden meegenomen bij de beoordeling van misbruik. Het is al voldoende als één of meerdere onderdelen of stappen kunstmatig zijn; 
  • Geen van beide Belgische entiteiten was actief betrokken bij de activiteiten van de Nederlandse feeder vennootschap of de fondsbeleggingen; 
  • Als de familieleden de investeringen direct zouden houden, zou de inhoudingsvrijstelling niet van toepassing zijn; 
  • In eerste instantie moet de Belastingdienst misbruik bewijzen. De belastingplichtige kan het tegendeel bewijzen. In dit geval slaagden belastingplichtigen daar niet in; 
  • De families hadden feitelijk volledige controle over het dividendinkomen in de Belgische entiteiten en over de vraag of dit dividendinkomen werd herbelegd of uitgekeerd. 

Belangrijke aspecten 

De overwegingen over functionele toerekening aan de actieve onderneming en de verandering van het karakter van de structuur zijn cruciale elementen bij de beoordeling van misbruik. 

De overweging van de Hoge Raad inzake de controle van de familieleden over het dividendinkomen ontvangen door de Belgische entiteiten is ook van belang. De Hoge Raad lijkt te stellen dat de familieleden de uiteindelijk gerechtigden zijn tot de dividenden. Deze vraag van controle over het dividendinkomen is ook relevant in multinationale groepen. 

Wat nu? 

Bent u benieuwd hoe deze belangrijke aspecten van de uitspraken van de Hoge Raad uw onderneming kunnen raken? Neem contact op met ons via ons formulier of direct met uw BDO-contactpersoon. 

NEEM CONTACT OP

Auteur(s)