Nederlandse bestuurdersaansprakelijkheid doorstaat EU-toets

Wanneer een vennootschap (of een ander vennootschapsbelastingplichtig lichaam) niet aan haar betalingsverplichtingen ten aanzien van bepaalde belastingen kan voldoen, kan de Belastingdienst de bestuurders soms hoofdelijk aansprakelijk stellen. In de praktijk komt deze aansprakelijkstelling voor niet betaalde loon- en omzetbelasting het meeste voor. Een bestuurder is aansprakelijk als sprake is van ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’. De Hoge Raad heeft aan het Hof van Justitie gevraagd te beoordelen of de Nederlandse aansprakelijkheidsregeling voor bestuurders in overeenstemming is met het EU-recht voor zover het gaat om aansprakelijkheid voor btw-schulden.

Aansprakelijkheidsregeling bestuurders

Op grond van het Nederlandse (civiele) recht is een bestuurder in de regel niet aansprakelijk voor de belastingschulden van een vennootschap. De regeling voor bestuurdersaansprakelijkheid vormt hierop een uitzondering.

Wanneer een vennootschap niet of niet tijdig in staat is om belastingen te betalen, dan zijn haar bestuurders gehouden dit bij de Belastingdienst te melden. Deze zogenoemde melding van betalingsonmacht dient onverwijld en schriftelijk te gebeuren. Als deze melding correct is gedaan, is de bestuurder alleen aansprakelijk indien het niet-betalen van de belasting het gevolg is van aan de bestuurder te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dat is het geval als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo gehandeld (of nagelaten) zou hebben als de aansprakelijkgestelde bestuurder. Hierbij wordt gekeken naar drie jaren voorafgaande aan de melding. De bewijslast rust dan op de Belastingdienst.

Wordt de betalingsonmacht niet of niet tijdig gemeld, dan wordt vermoed dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bewijslast wordt dan omgekeerd en rust op de bestuurder. De bestuurder mag dan alleen bewijzen dat geen sprake is van onbehoorlijk bestuur als het niet aan hem is te wijten dat de vennootschap niet of niet op juiste wijze heeft voldaan aan zijn meldingsplicht. Een voormalig bestuurder kan ook aansprakelijk zijn en mag in dat geval altijd tegenbewijs leveren.

Prejudiciële vragen Hoge Raad

De bewijslast die rust op bestuurders om onder het wettelijk vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur uit te komen is dusdanig zwaar dat in de praktijk het niet tijdig melden van betalingsonmacht bijna altijd betekent dat het zittende bestuur aansprakelijk is. De Belastingdienst mag niet van de wettelijke aansprakelijkheid afwijken of deze matigen. De Hoge Raad oordeelt dat de aansprakelijkheidsregeling in de praktijk erop neerkomt dat een bestuurder alleen in geval van overmacht of als hij te goeder trouw is afgegaan op het advies van een derde (die hij als voldoende deskundig mocht zien) aannemelijk kan maken dat hem niet kan worden verweten dat de vennootschap niet op tijd aan zijn meldingsplicht heeft voldaan.

Dit zijn zodanig bijzondere omstandigheden dat moet worden aangenomen dat een bestuurder in de praktijk het vereiste bewijs niet zal kunnen leveren in verreweg de meeste gevallen waarin de vennootschap niet of niet tijdig aan de meldingsplicht heeft voldaan. Als gevolg daarvan zal de bestuurder hoogst zelden worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs ter weerlegging van het vermoeden dat het aan zijn kennelijk onbehoorlijk bestuur is te wijten dat de vennootschap zijn belastingschulden niet heeft betaald.

De Hoge Raad heeft aan het Europese Hof van Justitie gevraagd of de Nederlandse regeling voor bestuurdersaansprakelijkheid in lijn is met de Europese btw-regels. Inmiddels kennen we het antwoord op deze vraag. Het Hof heeft namelijk beslist dat de regeling voor bestuurdersaansprakelijkheid hiermee niet in strijd is. Het Hof lijkt hierbij met name waarde te hechten aan het feit dat de meldingsplicht in het kader van de aansprakelijkheidsregeling een specifiek legitiem doel nastreeft. De Belastingdienst wordt op die manier namelijk tijdig op de hoogte gesteld van betalingsproblemen, waardoor zij tijdig maatregelen kan treffen om verlies van belastinginkomsten te voorkomen. Daarnaast lijkt de meldingsplicht volgens het Hof geen bijzondere moeilijkheden op te leveren. Het Hof gaat kennelijk voorbij aan de opmerkingen van de Hoge Raad over het louter theoretische karakter van de tegenbewijsmogelijkheden wanneer niet of niet tijdig is gemeld. Het is nu wachten op het finale oordeel van de Hoge Raad dat naar verwachting in overeenstemming zal zijn met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

Wat kunt u doen?

Gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie is het nog meer van belang om betalingsonmacht tijdig en op de juiste wijze te melden. Is de vennootschap niet langer in staat om haar belastingschulden te betalen, dan is tijdig en juist melden van de betalingsonmacht van essentieel belang. Hoe u dat doet, kunt u lezen ons artikel: Tijdig melden van betalingsonmacht. Bent u onverhoopt toch vergeten te melden en gaat het om btw-schulden waarvoor u aansprakelijk wordt gesteld, dan kijken wij graag met u mee naar de mogelijkheden om de aansprakelijkheid te betwisten.

Meer informatie? 

Meer weten over de bestuurdersaansprakelijkheid of de melding betalingsonmacht? Neem dan contact op met een van onze btw-specialisten. Wij helpen graag!