Maak bezwaar tegen beschikking Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 2023

Op 24 mei 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het loonkostenvoordeel oudere werknemer bij een overgang van onderneming toch mee overging naar de nieuwe inhoudingsplichtige. Dit arrest van de Hoge Raad is een doorbraak. We zullen in dit bericht eerst kort stilstaan bij de uitspraak van de Hoge Raad. Vervolgens lichten wij toe wat dit volgens de Belastingdienst betekent voor de praktijk.  

Uitspraak Hoge Raad 

Bij een eenmanszaak is een werknemer in dienst getreden die direct voorafgaand aan de dienstbetrekking recht had op een WW-uitkering. De werknemer beschikt over een doelgroepverklaring voor de toepassing van het loonkostenvoordeel oudere werknemer. Als gevolg van een overgang van de onderneming (de eenmanszaak is omgezet in een VOF) is de werknemer voortaan in dienstbetrekking bij een andere inhoudingsplichtige (hierna: de VOF). De VOF maakt aanspraak op de nog resterende looptijd van het loonkostenvoordeel.  

Om voor een loonkostenvoordeel in aanmerking te komen, dient de werknemer van de desbetreffende werkgever voorafgaand aan de dienstbetrekking recht te hebben gehad op één van de in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) genoemde uitkeringen (uitkeringsvereiste). Ook dient de inhoudingsplichtige te beschikken over een geldige doelgroepverklaring (geldigheidsvereiste).  

In geschil was hoe bij een overgang van onderneming het begrip ‘aanvang van de dienstbetrekking’ uitgelegd moet worden en of het Hof zodoende een juiste uitleg heeft gegeven van het uitkeringsvereiste. Voorts was in geschil of de doelgroepverklaring geldig is, nu deze op naam van de oorspronkelijke werkgever stond.  

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het recht op loonkostenvoordeel in dit geval over ging naar de VOF. Hierna lichten wij kort toe welke overwegingen van de Hoge Raad aan dit oordeel ten grondslag liggen.  

Uitkeringsvereiste 

De Hoge Raad oordeelt in lijn met de uitspraak van het Hof en met de conclusie van AG Pauwels dat voor het moment van aanvang van de dienstbetrekking, aangesloten moet worden bij het moment van in dienst treden bij de oorspronkelijke werkgever (de eenmanszaak). Het doel en de strekking van de regeling voor loonkostenvoordelen (evenals voor haar voorganger: de premiekortingen) is immers om werkgevers te stimuleren om uitkeringsgerechtigde oudere werknemers en mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.  

In de voorganger van de Wtl (de premiekortingen) was een wettelijke bepaling opgenomen waarin werd bepaald dat bij overgang van een onderneming de premiekorting die toegepast werd door de werkgever die de onderneming overdraagt, mocht worden toegepast door de werkgever die de onderneming overnam. De Wtl kent geen vergelijkbare bepaling. Desondanks oordeelt de Hoge Raad dat ook na introductie van de Wtl het loonkostenvoordeel bij overgang van een onderneming overgaat naar de werkgever die de onderneming overneemt, aangezien uit de toelichting bij de Wtl blijkt dat de doelstellingen en de doelgroep niet gewijzigd zijn door de wijziging van de premiekortingen in loonkostenvoordelen. Immers, indien na overgang van onderneming geen recht meer zou bestaan op een loonkostenvoordeel, zou een werkgever ervan kunnen afzien om een uitkeringsgerechtigde oudere werknemer in dienst te nemen als een overgang van onderneming in zicht is. Verder zou dit ertoe kunnen leiden dat – binnen de driejaarstermijn – de nieuwe werkgever na een overgang van onderneming een (kortlopende) arbeidsovereenkomst met een overgenomen werknemer niet continueert omdat het loonkostenvoordeel vervalt.  

Geldigheidsvereiste 

Ten aanzien van het geldigheidsvereiste kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat de doelgroep verklaring haar geldigheid niet verliest als de arbeidsverhouding van een werknemer als gevolg van een overgang van onderneming ongewijzigd is overgegaan in een arbeidsverhouding met een andere werkgever. Zowel uit de wetsgeschiedenis als de wettelijke bepaling blijkt volgens de Hoge Raad niet meer (of minder) dan dat een werknemer een geldige doelgroep verklaring aan de werkgever heeft verstrekt. Zij brengt niet tot uitdrukking dat zo’n verklaring op naam van de overnemende werkgever moet worden gesteld.  

Maak bezwaar tegen beschikking Wtl 2023 

Was u in de periode vanaf 2020 als inhoudingsplichtige betrokken bij een overgang van onderneming en heeft u op dat moment werknemers overgenomen waarvoor de overdragende inhoudingsplichtige recht had op een loonkostenvoordeel?  

De Belastingdienst geeft aan, dat u het loonkostenvoordeel in dat geval alsnog kunt claimen, indien:  
  • vanwege de overgang van onderneming, het recht op de resterende looptijd van het loonkostenvoordeel voor een werknemer verloren is gegaan; en  
  • de bijbehorende doelgroepverklaring nog geldig is in 2023.  
De Belastingdienst heeft aangegeven dat u het loonkostenvoordeel alsnog kunt claimen door bezwaar aan te tekenen tegen de beschikking Wtl 2023. Als u volgens de gegevens van de Belastingdienst over 2023 recht heeft op vergoedingen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl), dan heeft u uiterlijk 31 juli 2024 deze beschikking ontvangen. Uw bezwaarschrift moet binnen zes weken na dagtekening van de beschikking Wtl 2023 binnen zijn bij de Belastingdienst.  

Heeft u geen beschikking Wtl 2023 ontvangen? 

Tot op heden is middels het Kennisdocument Wtl gecommuniceerd dat het recht op een loonkostenvoordeel bij een overgang van onderneming niet overgaat op de nieuwe inhoudingsplichtige. Er zullen zodoende inhoudingsplichtigen zijn, die op basis van deze informatie het loonkostenvoordeel niet hebben aangevinkt in de aangifte loonheffingen en dan ook geen beschikking Wtl 2023 hebben ontvangen. In een dergelijk geval kan worden onderzocht of desalniettemin er mogelijk juridische gronden bestaan om het loonkostenvoordeel alsnog aan te vragen.   

Wilt u meer weten over dit onderwerp of kunnen wij u begeleiden in de bezwaarprocedure, neem dan contact op met één van onze adviseurs van de adviesgroep loon- en premieheffing. Wij helpen u graag!  

Contact