Btw verschuldigd bij transfer pricing correctie
Btw verschuldigd bij transfer pricing correctie
Ondernemers die met elkaar gelieerd zijn moeten hun winst vaststellen aan de hand van het ‘arm’s length principe’. Dat betekent dat zij voor de vennootschapsbelasting uit moeten gaan van zakelijke prijzen. Dit kan aanleiding geven tot het maken van zogenaamde transfer pricing correcties. De vraag is of die transfer pricing correctie ook btw-gevolgen heeft. Het Hof van Justitie oordeelde hierover recent in een specifieke casus. In dat geval was btw verschuldigd, maar geldt dat ook in uw situatie?
In de overeenkomst is opgenomen dat als de winstmarge van de Roemeense dochtermaatschappij boven de 2,74% uitkomt, de Belgische moedermaatschappij een factuur zal sturen voor het bedrag dat daar boven uit komt. Is de winstmarge lager dan -0,71% dan reikt juist de Roemeense dochtermaatschappij een factuur uit, ter dekking van haar verlies. In 2011, 2012 en 2013 heeft de Roemeense dochtermaatschappij een winstmarge van hoger dan 2,74% behaald. De Belgische moedermaatschappij stuurt daarom facturen aan haar Roemeense dochtermaatschappij. De vraag die bij het Hof van Justitie voorligt, is of er btw verschuldigd is over de in rekening gebrachte bedragen.
Het Hof van Justitie vindt het niet van belang dat de vergoeding wordt betaald om ervoor te zorgen dat partijen zakelijke prijzen aan elkaar berekenen en dus ‘at arms length’ met elkaar hebben gehandeld. Ook maakt het niet uit dat vooraf niet vaststaat hoe hoog de vergoeding is en of die wel wordt betaald. Dit hangt immers af van de door de dochtermaatschappij behaalde winstmarge. Hoewel het onzeker is of een vergoeding wordt betaald en hoe hoog die is, zijn wel duidelijke criteria vastgesteld aan de hand waarvan de vergoeding kan worden berekend. Hierdoor is de vergoeding weliswaar variabel, maar niet onzeker. Dat zich ook een situatie kan voordoen waarin de Belgische moedermaatschappij een vergoeding moet betalen aan de Roemeense dochtermaatschappij verandert de conclusie niet. Dit betreft een andere situatie die hier niet aan de orde is.
Contact
Situatie in de zaak van het Hof van Justitie
In de zaak van het Hof van Justitie gaat het over een Belgische moedermaatschappij en haar Roemeense dochtermaatschappij. De twee vennootschappen hebben een transfer pricing onderzoek laten uitvoeren waaruit blijkt dat de Roemeense dochter een winstmarge moet behalen tussen de -0,71% en 2,74%. Vervolgens hebben zij een overeenkomst gesloten. In die overeenkomst staat dat de Belgische moedermaatschappij de commerciële verantwoordelijkheden draagt, zoals strategie en planning, de onderhandelingen over overeenkomsten met leveranciers voert en de financiën, het centrale beheer van het wagenpark en kwaliteits- en veiligheidsbeheer verzorgt. De Roemeense dochtermaatschappij verricht volgens de overeenkomst activiteiten bestaande uit het verkopen en verhuren van kranen.In de overeenkomst is opgenomen dat als de winstmarge van de Roemeense dochtermaatschappij boven de 2,74% uitkomt, de Belgische moedermaatschappij een factuur zal sturen voor het bedrag dat daar boven uit komt. Is de winstmarge lager dan -0,71% dan reikt juist de Roemeense dochtermaatschappij een factuur uit, ter dekking van haar verlies. In 2011, 2012 en 2013 heeft de Roemeense dochtermaatschappij een winstmarge van hoger dan 2,74% behaald. De Belgische moedermaatschappij stuurt daarom facturen aan haar Roemeense dochtermaatschappij. De vraag die bij het Hof van Justitie voorligt, is of er btw verschuldigd is over de in rekening gebrachte bedragen.
Btw verschuldigd over transfer pricing correctie
Volgens het Hof van Justitie is btw verschuldigd over de gemaakte transfer pricing correctie. Het Hof van Justitie wijst erop dat de Belgische moedermaatschappij zich in de overeenkomst heeft verplicht om diensten te verrichten. De Roemeense dochtermaatschappij heeft zich daarnaast verplicht een bedrag te betalen als haar winstmarge uitkomt boven 2,74%. Dit bedrag wordt betaald als tegenprestatie voor de door de Belgische moedermaatschappij verrichte diensten. Ook heeft de Roemeense dochtermaatschappij voordeel gehad van de door de moedermaatschappij verrichte diensten. Zo heeft zij besparingen kunnen realiseren omdat de moedermaatschappij onderhandelde met haar leveranciers.Het Hof van Justitie vindt het niet van belang dat de vergoeding wordt betaald om ervoor te zorgen dat partijen zakelijke prijzen aan elkaar berekenen en dus ‘at arms length’ met elkaar hebben gehandeld. Ook maakt het niet uit dat vooraf niet vaststaat hoe hoog de vergoeding is en of die wel wordt betaald. Dit hangt immers af van de door de dochtermaatschappij behaalde winstmarge. Hoewel het onzeker is of een vergoeding wordt betaald en hoe hoog die is, zijn wel duidelijke criteria vastgesteld aan de hand waarvan de vergoeding kan worden berekend. Hierdoor is de vergoeding weliswaar variabel, maar niet onzeker. Dat zich ook een situatie kan voordoen waarin de Belgische moedermaatschappij een vergoeding moet betalen aan de Roemeense dochtermaatschappij verandert de conclusie niet. Dit betreft een andere situatie die hier niet aan de orde is.
Gevolgen voor de praktijk
De kwestie of transfer pricing correcties leiden tot btw-heffing staat al langere tijd ter discussie. Wij kunnen het oordeel van het Hof van Justitie in deze zaak en onder deze omstandigheden goed volgen. Dit betekent echter niet dat elke transfer pricing correctie leidt tot btw-heffing. Als de situatie anders is dan kunnen er ook andere gevolgen zijn. Het is echter wel van belang dat u beziet of in uw situatie btw is verschuldigd. Zelfs wanneer volledig recht op aftrek van voorbelasting bestaat, kunt u anders geconfronteerd worden met boetes en rente. Wij zijn u uiteraard graag behulpzaam bij een dergelijke analyse.Meer informatie
Als u vragen heeft wat betreft btw en transfer pricing correcties dan helpen wij u graag verder. Neem dan contact op met een van onze btw-adviseurs voor meer informatie.Contact