Btw over pensioenpremies: grote gevolgen voor Nederlandse werkgevers
Btw over pensioenpremies: grote gevolgen voor Nederlandse werkgevers
Recent heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in twee zaken die zijn aangespannen door bedrijfstakpensioenfondsen voor het bakkers- en schildersbedrijf. Het hof oordeelt dat de pensioenuitvoering die het bedrijfstakpensioenfonds verricht, niet onder de btw-vrijstelling voor verzekeringen valt. De dienst die het bedrijfstakpensioenfonds verricht aan de deelnemers/werkgevers is daarom belast met btw. Er is btw verschuldigd over de totale pensioenpremies. Wij lichten het oordeel van het hof hierna verder toe.
De pensioenfondsen willen de aan haar in rekening gebrachte btw als voorbelasting in aftrek brengen. De belastingdienst weigert de aftrek, omdat de prestaties van de fondsen volgens de belastingdienst vrijgesteld zijn van btw op grond van de verzekeringsvrijstelling. De fondsen stellen dat het door hen verrichte beheer van het pensioenfonds niet onder de btw-vrijstelling valt.
Het hof oordeelt dat het pensioenfonds één enkele dienst (een pensioenuitvoeringsdienst) onder bezwarende titel verricht aan de werkgevers en dat die dienst niet onder de btw-vrijstelling voor verzekeringshandelingen valt. Een van de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling is dat de fondsen zich tegen betaling van een premie ertoe verbinden uitkering te doen in het geval het risico waarvoor de verzekering wordt afgesloten zich voordoet. Volgens het hof wordt aan dit vereiste niet voldaan, omdat een direct verband tussen de premiebetaling en het recht op uitkering ontbreekt. Uit het pensioenreglement volgt namelijk dat de werknemer bij het intreden van het verzekerde risico recht heeft op de uitkering, ook als de werkgever de premie niet betaalt. Hierdoor wordt volgens het hof niet voldaan aan de voorwaarden voor de verzekeringsvrijstelling. Het hof oordeelt vervolgens dat de maatstaf van heffing wordt gevormd door de volledige premie inclusief de opslag voor de pensioenuitvoeringsdienst van belanghebbende, omdat de fondsen daarover vrij kunnen beschikken. Over de gehele premie is daardoor btw verschuldigd.
Wij houden de verdere ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Allereerst is nu van belang of beroep in cassatie wordt ingesteld tegen het oordeel van het Hof. Daarvoor geldt een periode van zes weken na de uitspraak. Als beroep in cassatie wordt ingesteld is de uitspraak van het hof niet definitief. Mocht geen beroep in cassatie worden ingesteld dan achten wij het goed mogelijk dat het Ministerie van Financiën nog met beleid komt, met name over hoe om te gaan met het verleden. Niets is echter zeker op dit moment. Hoewel we u graag al duidelijkheid zouden geven, is het dus nog even afwachten. Verder geldt dat momenteel ook nog een zaak bij de Hoge Raad ligt over de vraag of een pensioenfonds kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds, waarvoor een andere btw-vrijstelling geldt. De uitspraak in deze zaak wordt nog verwacht.
Oordeel Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
De zaken waarin het hof uitspraak heeft gedaan zijn aangespannen door bedrijfstakpensioenfondsen. De fondsen voeren voor werkgevers in de betreffende bedrijfstak de pensioenregeling uit. Het pensioenfonds heeft volgens haar statuten als doel deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden in de bedrijfstak te beschermen tegen de financiële gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden.De pensioenfondsen willen de aan haar in rekening gebrachte btw als voorbelasting in aftrek brengen. De belastingdienst weigert de aftrek, omdat de prestaties van de fondsen volgens de belastingdienst vrijgesteld zijn van btw op grond van de verzekeringsvrijstelling. De fondsen stellen dat het door hen verrichte beheer van het pensioenfonds niet onder de btw-vrijstelling valt.
Het hof oordeelt dat het pensioenfonds één enkele dienst (een pensioenuitvoeringsdienst) onder bezwarende titel verricht aan de werkgevers en dat die dienst niet onder de btw-vrijstelling voor verzekeringshandelingen valt. Een van de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling is dat de fondsen zich tegen betaling van een premie ertoe verbinden uitkering te doen in het geval het risico waarvoor de verzekering wordt afgesloten zich voordoet. Volgens het hof wordt aan dit vereiste niet voldaan, omdat een direct verband tussen de premiebetaling en het recht op uitkering ontbreekt. Uit het pensioenreglement volgt namelijk dat de werknemer bij het intreden van het verzekerde risico recht heeft op de uitkering, ook als de werkgever de premie niet betaalt. Hierdoor wordt volgens het hof niet voldaan aan de voorwaarden voor de verzekeringsvrijstelling. Het hof oordeelt vervolgens dat de maatstaf van heffing wordt gevormd door de volledige premie inclusief de opslag voor de pensioenuitvoeringsdienst van belanghebbende, omdat de fondsen daarover vrij kunnen beschikken. Over de gehele premie is daardoor btw verschuldigd.
Gevolgen voor de praktijk
Hoewel de exacte gevolgen van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de praktijk op dit moment nog niet volledig helder zijn, is wel duidelijk dat deze uitspraak aanzienlijke (financiële) consequenties kan hebben voor werkgevers die actief zijn in btw-vrijgestelde sectoren. Werkgevers die zelf uitsluitend of grotendeels btw-vrijgestelde activiteiten verrichten, kunnen de door het pensioenfonds aan hen in rekening gebrachte btw veelal niet of slechts beperkt als voorbelasting in aftrek brengen. Hierdoor vormt de niet-aftrekbare btw op pensioenpremies voor hen een extra kostenpost.Wij houden de verdere ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Allereerst is nu van belang of beroep in cassatie wordt ingesteld tegen het oordeel van het Hof. Daarvoor geldt een periode van zes weken na de uitspraak. Als beroep in cassatie wordt ingesteld is de uitspraak van het hof niet definitief. Mocht geen beroep in cassatie worden ingesteld dan achten wij het goed mogelijk dat het Ministerie van Financiën nog met beleid komt, met name over hoe om te gaan met het verleden. Niets is echter zeker op dit moment. Hoewel we u graag al duidelijkheid zouden geven, is het dus nog even afwachten. Verder geldt dat momenteel ook nog een zaak bij de Hoge Raad ligt over de vraag of een pensioenfonds kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds, waarvoor een andere btw-vrijstelling geldt. De uitspraak in deze zaak wordt nog verwacht.
.jpg.aspx?width=362&height=259&ext=.jpg)

