Belastingplan 2026: Voorgestelde wijzigingen lucratiefbelangregeling

Met name binnen de private-equitypraktijk en in het kader van managementparticipatieregelingen is het mogelijk dat (fonds)managers als onderdeel van hun beloningsstructuur vermogensbestanddelen ontvangen waarmee zij hoge rendementen kunnen behalen. Deze vermogensbestanddelen zijn veelal aandelen, maar kunnen ook vorderingen of andere vermogensrechten zijn. Volgens de wetgever staan de ontvangen rendementen in bepaalde situaties niet in verhouding tot het geïnvesteerde kapitaal of het daadwerkelijk gelopen risico. In zulke situaties spreekt de wetgever van een zogenoemd lucratief belang. Voordelen uit een lucratief belang worden in beginsel belast in box 1 tegen het progressieve tarief, met een maximum van 49,5%. Dit betekent dat deze voordelen worden aangemerkt als arbeidsinkomen. 

Het is mogelijk dat een belastingplichtige het belang houdt via een vennootschap (doorgaans een B.V.). In dat geval is sprake van een middellijk lucratief belang. 

Alternatieve route Box 2 

De huidige lucratiefbelangregeling biedt belastingplichtigen de mogelijkheid om te kiezen voor een alternatieve heffing in box 2, in plaats van box 1. Dit geldt voor voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang, mits de belastingplichtige minimaal 5% van de aandelen of andere rechten bezit in de vennootschap die het lucratief belang houdt (een zogenoemd aanmerkelijk belang). Daarnaast geldt een doorstootverplichting: minimaal 95% van de lucratiefbelangvoordelen moet in dat kalenderjaar worden uitgekeerd aan de belastingplichtige en als inkomen uit aanmerkelijk belang worden belast. Dit wordt de aanmerkelijkbelangvariant genoemd. In box 2 geldt momenteel een tarief van maximaal 31%. 

Voorgestelde wijzigingen in het Belastingplan 2026 

Voor het middellijk lucratief belang zijn in het Belastingplan 2026 twee wijzigingen voorgesteld. 

Maatregel 1: Verhoging belastingdruk box 2
Om tegemoet te komen aan wensen vanuit de politiek wordt voorgesteld de belastingdruk op voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang te verhogen. Dit gebeurt door een grondslagverbredende multiplier toe te passen, waardoor het effectieve tarief in box 2 stijgt naar maximaal 36%. Dit sluit aan bij het huidige tarief in box 3. De maatregel geldt alleen voor het deel van de gerealiseerde voordelen waarvoor de aanmerkelijkbelangvariant wordt toegepast (minimaal 95% van het totaal gerealiseerde voordeel). Voor het deel dat niet wordt uitgekeerd (5% of minder), geldt de multiplier niet. De belastingplichtige moet deze voordelen in de aangifte inkomstenbelasting verhogen met de genoemde breuk. De voorgestelde ingangsdatum is 1 januari 2026. 

Maatregel 2: Tegengaan onwenselijke structuren
De tweede maatregel is bedoeld om te voorkomen dat belastingplichtigen via een omweg een lager tarief kunnen toepassen. Dit betreft situaties waarin een lucratief belang middellijk wordt gehouden via een vennootschap waarin aanvankelijk geen aanmerkelijk belang bestaat, maar waarin later alsnog een aanmerkelijk belang wordt verkregen. Hierdoor zou een sfeerovergang van box 3 naar box 2 plaatsvinden. Volgens de huidige regels valt alle inkomsten uit het lucratieve belang onder de aanmerkelijkbelangvariant, mits aan de doorstootverplichting wordt voldaan. Met de voorgestelde wijziging wordt het voordeel dat ontstaat bij de sfeerovergang alsnog belast in box 1 als inkomen uit lucratief belang, vaak tegen het toptarief van 49,5%. De aanmerkelijkbelangvariant met het lagere box 2-tarief is hierop dan niet langer van toepassing. 

Tot slot 

Er wordt voorts opgemerkt dat zodra er zekerheid bestaat over het nieuwe box 3-stelsel, er ruimte ontstaat om een verdere herziening van de huidige lucratiefbelangregeling te overwegen. Het laatste woord hierover is dan ook nog niet gezegd. Wij houden u uiteraard op de hoogte van verdere ontwikkelingen. 

Heeft u vragen op het gebied van een lucratief belang? Neem dan contact op met uw contactpersoon binnen BDO of met één van onze specialisten. Wij helpen u graag. 

Contact