Btw 2020: toepassing nultarief bij intracommunautaire leveringen
Btw 2020: toepassing nultarief bij intracommunautaire leveringen
Per 1 januari 2020 en 2021 veranderen de btw-regels voor internationale handel op enkele belangrijke punten. In dit artikel staan we stil bij het toepassen van het btw-nultarief op intracommunautaire transacties.
De leverancier moet toepassing van het nultarief bewijzen door te laten zien dat hij voldoet aan alle voorwaarden. Er is geen regeling die aangeeft wanneer de leverancier voldoende bewijs heeft verzameld. Daarom komt de vraag of het bewijs is geleverd regelmatig aan de orde bij controles en procedures.
Met ingang van 1 januari 2020 komen er twee extra voorwaarden bij voor toepassing van het nultarief:
Ondernemers die beschikken over bepaalde bewijzen, kunnen gebruik maken van het nieuwe bewijsvermoeden. Omdat het bewijsvermoeden kan worden weerlegd door de Belastingdienst is het naar onze mening toch raadzaam om andere bewijzen waarover de ondernemer beschikt te blijven bewaren. Wij adviseren dus niet om de huidige handelswijze aan te passen. Wel kan het bij controles of discussies met de Belastingdienst makkelijker worden om te laten zien dat aan de vervoerseis is voldaan, indien de ondernemer beschikt over de bewijzen uit het bewijsvermoeden.
Op dit moment is nog niet bekend of de Nederlandse regeling voor afhaaltransacties met vaste afnemers, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de afhaal- of vervoersverklaring, wordt gewijzigd. Naar onze mening kan deze regeling naast het bewijsvermoeden bestaan. Wij hopen dan ook op een voorzetting van deze praktische regeling.
Huidige toepassing nultarief
Van een intracommunautaire levering van goederen is voor de btw sprake wanneer aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:- De eigendom van de goederen wordt overgedragen;
- De afnemer is een ondernemer of een andere dan een ondernemer die verplicht is intracommunautaire verwervingen aan te geven;
- De goederen worden in het kader van de levering verzonden of vervoerd van de ene naar de andere lidstaat (de vervoerseis). Het is niet van belang of deze verzending of het vervoer plaatsvindt door leverancier of door de afnemer.
De leverancier moet toepassing van het nultarief bewijzen door te laten zien dat hij voldoet aan alle voorwaarden. Er is geen regeling die aangeeft wanneer de leverancier voldoende bewijs heeft verzameld. Daarom komt de vraag of het bewijs is geleverd regelmatig aan de orde bij controles en procedures.
Wijzigingen per 2020
Nieuwe voorwaarden voor toepassing van het nultariefMet ingang van 1 januari 2020 komen er twee extra voorwaarden bij voor toepassing van het nultarief:
- De ondernemer beschikt over een geldig btw-identificatienummer van zijn afnemer uit een ander EU-land, dan het land waar de goederen vanuit zijn vertrekken.
- De leverancier doet een correcte Opgaaf Intracommunautaire Prestaties (ICP). De Opgaaf ICP is een specificatie van de intracommunautaire leveringen.
Bewijsvermoeden vervoer
Daarnaast treedt per 1 januari 2020 een bewijsvermoeden in werking. Een ondernemer wordt geacht te voldoen aan de vervoerseis als hij bepaalde bewijsstukken verzamelt. Als het vervoer plaatsvindt door de afnemer of een door hem ingeschakelde vervoerder moet de leverancier ook beschikken over een verklaring van de afnemer die voldoet aan verschillende voorwaarden. Als een leverancier niet over de bewijsstukken uit de regeling beschikt kan hij het vervoer nog met andere bewijsstukken bewijzen. Het bewijsvermoeden kan door de Belastingdienst worden weerlegd. In dat geval moet de ondernemer alsnog bewijzen dat de goederen van de ene naar de andere EU-lidstaat zijn vervoerd.Gevolgen voor ondernemers
Als gevolg van de wijzigingen wordt het voor ondernemers van nog groter belang om de btw-nummers van hun afnemers te controleren voordat zij het nultarief toepassen en daar een vastlegging van te maken in de administratie. Btw-nummers worden door sommige lidstaten namelijk met terugwerkende kracht uit het register verwijderd. Ook moet de Opgaaf ICP zorgvuldig worden ingevuld. De nieuwe voorwaarden zijn bedoeld ter bestrijding van fraude. Zij raken echter naar onze mening onnodig bonafide ondernemers, terwijl het maar de vraag is of er fraude mee kan worden bestreden.Ondernemers die beschikken over bepaalde bewijzen, kunnen gebruik maken van het nieuwe bewijsvermoeden. Omdat het bewijsvermoeden kan worden weerlegd door de Belastingdienst is het naar onze mening toch raadzaam om andere bewijzen waarover de ondernemer beschikt te blijven bewaren. Wij adviseren dus niet om de huidige handelswijze aan te passen. Wel kan het bij controles of discussies met de Belastingdienst makkelijker worden om te laten zien dat aan de vervoerseis is voldaan, indien de ondernemer beschikt over de bewijzen uit het bewijsvermoeden.
Op dit moment is nog niet bekend of de Nederlandse regeling voor afhaaltransacties met vaste afnemers, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de afhaal- of vervoersverklaring, wordt gewijzigd. Naar onze mening kan deze regeling naast het bewijsvermoeden bestaan. Wij hopen dan ook op een voorzetting van deze praktische regeling.